Kleinkunst, het is een verwarrend begrip. In Vlaanderen komt kleinkunst overeen met muzikanten die in hun moedertaal zingen – in dit geval het Nederlands. In Nederland betekent kleinkunst behalve Nederlandstalige liedjesschrijvers ook cabaret. Het cabaret in Nederland kent vele vertakkingen, waarbij de stand-up comedian een grote groep vormt, evenals de conferenciers zoals Youp van ‘t Hek en Theo Maassen. Maar hoe ziet de kleinkunst er in Nederland uit?
Acda & De Munnik
In de jaren ’90 werd het begrip kleinkunst herontdekt door het grote publiek, doordat Thomas Acda en Paul de Munnik met hun luisterliedjes een brug sloegen tussen muziekliefhebbers en theatergangers. ‘Het regent zonnestralen’ en het prachtige ‘Ren, Lenny, Ren’ zijn meezingers, maar absoluut niet van het platte soort. De teksten zijn spitsvondig en grappig, de muziek veelal geïnspireerd door The Beatles. Over die groep schreven ze overigens ‘Laat me slapen’:
“Vanochtend toen de krant kwam
Heb ik de oplossing bedacht
En ik heb hem teruggegeven
Ik heb hem teruggegeven
Aan de jongen die hem bracht”.
Kleinkunst in de hippietijd
Verder terug, in de jaren ’60 en ’70, waren het vooral Boudewijn de Groot (i.s.m. Lennaert Nijgh) en protestzanger Armand die voor Nederlandstalige liedjes-om-over-na-te-denken zorgden. ‘Avond’ van eerstgenoemde staat nog steeds hoog in de Top 2000 Á Gogo, evenals ‘Jimmy’, met de mooie tekst:
“Maar liever dat nog,
Dan een zakenman,
Met een bord voor zijn kop,
Want daar wordt ie alleen maar slechter van”.
Och, en zo schreef De Groot, al dan niet samen met zijn kompaan Nijgh, tientallen zoniet honderden juweeltjes. Armand, de roodharige grootconsument van nederwiet, scoorde vooral met ‘Ben ik te min’, ook een mooi, simpel protest tegen platte begrippen als status en rijkdom.
‘Ze doen goed ons best’
Waren het Acda & De Munnik die de liefde voor kleinkunst her-aanwakkerden in de jaren ’90, niet lang daarna deed een duo genaamd Veldhuis & Kemper van zich spreken met de hit ‘Ik wou dat ik jou was’. Hun muziek en teksten leken wel heel erg afgekeken van Acda en De Munnik, die daarop reageerden met de opmerking “Ach, ze doen goed ons best”. Kleinkunst op de vierkante centimeter.
Andere kleinkunst-parels
Al met al blijft kleinkunst – als in: zingen in je moerstaal – een vaag begrip. Want een band als De Dijk grossiert in schitterende zinnen in ‘Als ze er niet is’ of ‘Niemand in de stad’: “iedereen gaat maar dood, en de rest drinkt bier in het café”. Dan zijn er nog rapgroepen De Jeugd van Tegenwoordig (met de heerlijke zin “De wereld is nu plat ja, op je bolle bips na”) en eerder de Osdorp Posse met hun ode aan het Amsterdamse dialect(“een borstprothese is gewoon een rubberen tiet, en het verschil tussen kennen & kannen kunnen we niet!”). Maar kleinkunst of niet: allen werden ze waarschijnlijk geïnspireerd door Drs P, de man die met ‘Dodenrit’ en ‘Knolraap en lof, schorseneren en prei’ echte kleinkunstklassiekers schreef.